Akte van indemniteit

Op Texel trouwden op 26 september 1800 in de rk kerk Cornelis van Rhijn en Martje Kuiper. Volgens het impostregister op het trouwen woonde hij in Leiden en zij was afkomstig uit Oudeschild. Precies vijf maanden later lieten zij een tweeling dopen: Cornelis en Antje. Beide kinderen waren zwak en overleden binnen een maand. Volgens de notulen van de municipaliteit van Texel werd er nog een kind geboren, dat meeverhuisde en spoedig overleed.

Het echtpaar Cornelis en Marretje ging in 1802 zijn geluk namelijk beproeven in Den Helder. Van het gemeentebestuur van Texel kregen ze een akte van indemniteit voor zes jaar mee. Mochten zij binnen die periode tot armoede vervallen, dan zou Texel voor de kosten van levensonderhoud opdraaien. Helaas moest daar inderdaad een beroep op gedaan worden.

In 1806 liet de gemeente Huisduinen en Den Helder weten dat ze beiden overleden waren. Ze lieten een desolate boedel achter en drie kinderen, waarvan de oudste al bij de grootvader op Texel was. De Roomse armbezorgers van Oudeschild moesten voor de kinderen zorgen.

Een jaar later overdachten deze armbezorgers en vervolgens het gemeentebestuur van Texel de zaak van de kinderen van Cornelis van Rhijn en Marretje Kuijper nog eens en ze kwamen tot nieuwe inzichten. De drie kinderen die in Den Helder waren geboren, waren immers geen Texelse ingezetenen geweest en vielen dus niet onder de akte van indemniteit van 1802. Er werd geschreven naar het departementaal bestuur van Holland en de Texelaars werden in het gelijk gesteld. Den Helder moest alsnog betalen.
Bronnen: DTB Texel, DTB Den Helder, Archief van de gemeente Texel 1440-1926 notulen van de municipaliteit

Reacties